Hemelpoort

oktober 2016

Een groep uit Amsterdam wilde bij ons speen big eten. Ze vonden het leuk om het beestje dan te eten in de schuur waar ook de andere varkens liggen en vreten. Ik vind dat goed en leerzaam, mits het serieus gebeurt. En zo ging het ook. In een grote bus kwam een hele groep jonge, zeer geïnteresseerde mensen, wat oudere begeleiders en Christiaan. Christiaan hoorde niet zo zeer bij de groep, maar mocht wel mee om de een of andere reden. Hij was wat sober gekleed, had een grijze baard en een hoed op.

Ik vertelde over de varkens, hoe het begon met de biggen en hoe ik met onze varkens werk; zij een goed leven, wij een lekkere bout. Tijdens mijn verhaal zag ik in mijn ooghoeken hoe Christiaan zowat bij iedere zin, een cynisch geluid liet horen. Soms als zucht, soms een grom, soms als onverstaanbare tekst. Op een gegeven moment liep hij weg bij ons. Ik schonk er verder geen aandacht aan, vervolgde mijn verhaal en ook niemand anders reageerde.

Na veel goede en serieuze vragen ging iedereen genieten van het biggetje, dat ook verrukkelijk was trouwens. Ze maakten lol zonder gedoe of te veel drank. Echt een hele leuke sfeer. Ik had even tijd voor een kopje koffie.

Ik schonk koffie in en zag door het raam op het bankje voor het huis Christiaan zitten. In z’n dooie eentje, nors voor zich uit staren. Ik liep naar hem toe en vroeg of hij soms ook een kopje koffie wilde. Hij keek op naar mij en zei: “U bent de verschrikkelijkste mens die ik ooit heb gezien.” Ieder woord benadrukkend. “U bent erger dan Hitler. U bent een moordenaar. Hoe kunt u zo een biggetje aan het spit hangen terwijl al de broertjes en zusjes meekijken. U bent de ergste. Ik hoor de varkens huilen, ik hoor het …” En zo ging hij door. Eén heel lang verwijt. Hij liep helemaal leeg. Ik luisterde en wachtte tot hij klaar was.

“Mag ik even naast u komen zitten” vroeg ik. Dat mocht, maar hij ging geen millimeter opzij. Hij keek mij aan en zei “weet u wel dat mensen en dieren vanuit hun voorhoofd een soort karma uitscheiden dat ze van elkaar herkennen?” Als ik ‘ja’ had geantwoord, had ik hem beledigd. Hij startte een verhaal over Aliens die vroeger hun DNA in de mens zouden hebben geïmplanteerd. Dat zelfs de bijbel daar naar verwijst. En hoe ‘ze’ ons dom houden. Hoe ‘ze’ ons vanaf de lagere school in een matrix dwingen. Hoe ‘ze’ ons slechts de halve waarheid vertellen. En weer liep hij helemaal leeg. Er viel een stilte.

“Wie zijn die ‘ze’ dan?” vroeg ik. Alsof ik het had moeten weten antwoordde hij me “Poetin, Obama, de Brexit en de aller, aller ergste is wel die daar” en hij wees in een richting, maar bedoelde Rome. Ik liet weer een stilte vallen. Hij ook. En ditmaal wat langer.

“Weet je waar ik vaak aan denk?” vroeg ik aan Christiaan. Hij vroeg zich af of hij daar wel in geïnteresseerd was, want het duurde lang voor hij zij “Nou?”. Ik zei tegen hem “Als ik later naar de hemel ga …”. “Daar geloof ik niet in” zei hij direct. “Ik ook niet”, zei ik “maar stel. Dan zit ik in de wachtkamer voor het loket van Petrus, want het is daar hartstikke druk. En stel dat ik dan naast één van mijn varkens zit. Wat zeg ik dan?”

Christiaan stond op. “Ik ga in de bus zitten”. Hij liep naar de bus. Ik ging terug naar de groep. Het was een leuke avond. Het werd niet laat. Om acht uur gingen ze in de bus naar huis. Ik liep nog langs de bus. Ik wou afscheid nemen van Christiaan. Door het raam zag ik hem zitten. Ik klopte. Hij hoorde mij niet. Iemand anders wel en deed het raam open. “Roep Christiaan even”, vroeg ik. Christiaan stond op en kwam naar het raam. Ik gaf hem een hand en bedankte hem voor zijn mooie verhaal. “Jij bedankt dat je naar me wilde luisteren” zei hij, echt gemeend.

Stel dat ik straks in de wachtkamer voor de hemelpoort zit. En Christiaan zit naast mij. Met een varkentje tussen ons in. Ach Got.